Gezellig graven poetsen

“We moeten beslist naar de begraafplaats!”, zegt mijn tante om de maand. “Onze graven zien er vást niet uit!”.
Copyright Esther Lankhaar

Gravenpoetsseizoen

Vooral de winter is ons gravenpoetsseizoen. Wind en regen kunnen flink huishouden en dan is het zaak om alle blommen weer netjes in de vaas te zetten, de omgewaaide attributen weer overeind te hijsen en de grafstenen stofvrij te poetsen. En dat het liefst op een zonnige dag met mooie wolkenluchten natuurlijk.

Begraafplaats

Mijn tante is sowieso een trouwe begraafplaatsbezoeker. Ze loopt wekelijks een paar keer een berg af en weer op om haar man te kussen. Sinds zijn dood viert ze hoogtijdagen ook het liefst zittend op zijn graf. “Ik heb vandaag een broodje bij ome Zito gegeten“, zegt ze gerust op iedere eerste dag van weer een nieuw jaar.

Bloemen
Altijd ‘verse’ bloemen voor mijn oom!

Een bezoek wordt trouw afgesloten met een dikke kus op zijn portretfoto. Zelfs na twaalf jaar is ze nog in intense rouw. Hoe vaak ze niet jammert dat ze hoopt snel van dit aardse bestaan verlost te worden: “Não faço cá falta nenhuma” (ik ben hier helemaal niet nodig).

Ik snap dat je als kinderloze oude vrouw het moeilijk hebt, maar zó beroerd is het leven niet. Toen mijn vader overleed, opperde ze vrolijk ‘dat haar schoonzus en zij nu mooi samen konden rouwen’. Mijn moeder heeft haar gauw uit de droom geholpen: “Je denkt toch niet dat ik de rest van mijn leven in het zwart ga lopen? Vergeet het maar!”.

Graf

Graf

In tegenstelling tot mijn moeder mijdt mijn tante elke feestelijkheid. Maar nu heeft de huisarts, een wijs man, haar bevolen om ‘meer onder de mensen te zijn’. Ik vermoed dat hij deels gedreven wordt uit eigen belang, want zijn huisartsenpost ligt op weg naar de begraafplaats en twaalf jaar lang om de dag hetzelfde verhaal van een rouwende weduwe aanhoren lijkt me geen pretje. Nu zorgt mijn tante ervoor dat ze wat meer onder de mensen is door naar elke wake en begrafenis te gaan. Ik vrees dat de plattelandsarts zijn advies íets anders bedoeld heeft, maar de uitwerking is goed. Tia ontmoet op die bijeenkomsten veel oude dorpsgenoten. Een vrolijk weerzien en voorzien van genoeg roddels keert ze opgewekter huiswaarts.

Carpe diem

Mijn tante is de grote organisator achter de schoonmaaksessies van de familiegraven, die over verschillende begraafplaatsen verspreid liggen. Het luistert allemaal héél nauw. De schoonvader van mijn tante wilde zijn zoon in het familiegraf. Maar beslist geen ‘ander bloed’. Mijn tante heeft er vrede mee leren hebben dat ze niet bij haar geliefde man, maar bij haar moeder wordt begraven, vijf kilometer verderop…

De rit naar de bestemming is meestal een kwelling: hevige discussies op de achterbank tussen mijn moeder en tante. Mijn tante vindt dat ze veel kwalen heeft, mijn moeder vindt dat ze niet mag klagen en voegt er meestal fijntjes aan toe: “Je loopt als een kievit en je hebt poen zat om je door privé-artsen te laten verzorgen.  Wat klaag je nou!”. En ja hoor, hopla, irritatie op de achterbank. “Ik heb niet mijn hele leven gespaard om het nu aan artsen uit te geven!”, bijt mijn tante dan terug. “Waar dan wel aan?”, denk ik terwijl ik mijn aandacht op de weg probeer te houden.  Bij de gierigheid van mijn tante verbleekt zelfs de Vrek uit Molière. Ondertussen doe ik zonder succes enkele pogingen om de vrede op de achterbank te herstellen. De een blijft vinden dat het leven één grote malaise is en de ander vindt dat haar medeachterbankgebruikster eens wat meer van het leven moet genieten.

Je ziet wel eens gezinnen die met de auto op vakantie gaan en een rijtje kinderen op de achterbank hebben. Als ze de straat uit zijn, begint de herrie al.  Nu zijn mijn moeder en mijn tante daar te beschaafd voor, maar grappig is het wel, want het record is tien seconden. Binnen tien seconden kunnen ze elkaar op de kast hebben. Het houdt op als ik me eindelijk omdraai en zeg ‘dames, dames, kan het wat rustiger op de achterbank’. Tegen die tijd zijn we (meestal) bij de begraafplaats gearriveerd.

Begraafplaats
Op het bord staat tot op de dag van vandaag: ‘Gebouwd door het volk en de regering van de militaire dictatuur’.

Gewapend met een emmer, veger en blik, verse bloemen (van plastic!) betreden we dan in opgewonden gemoedstoestand de begraafplaats waar onze overleden familieleden vredig liggen. Bij de aanblik van de graven verdwijnt alle chagrijn en gaan we poetsen. In een zowat uitstervende familie een niet onbelangrijke bezigheid.

Graven poetsen
Ik krijg vaak vragen over de aaibare bodywarmer – die van schapenvacht is – . Voor de Portugese winter een perfect kledingstuk. Eigenlijk is deze bodywarmer voor kindertjes. Scholen zijn niet altijd goed verwarmd, dus zo’n schapenvachtje is dan héérlijk! Voor de liefhebber: ze zijn te koop bij Casa das Peles in Lissabon, Caldas da Rainha en Cartaxo.
‘Verse’ bloemen…
Voorouders
De bofferds: tot op de dag van vandaag worden hun graven verzorgd! Ik ben (deels) vernoemd naar de dame in het midden: mijn innig geliefde overgrootoma Mariana aan wie we veel te danken hebben.

Elke keer begin ik even melig als de keer ervoor aan deze gezamenlijke activiteit. Het blijft natuurlijk reuze leuk om oude namen op graven te bestuderen en als een verliefd meisje met nepbloemen tussen het geheel te paraderen. Mijn tante vindt het ook altijd weer even grappig. Bovendien is ze in dit stadium vol verhalen over de overledenen. Alles komt weer naar boven, de hele familiegeschiedenis.

Maar, je kunt er de klok op gelijk zetten, na een minuut of tien komen opnieuw de tranen: “Wie verzorgt het graf als ik dood ben? Wie oh wie?”. Waarop ik altijd hetzelfde antwoord geef: “Ik zou me pas zorgen maken als ík dood neerval, want ná mij is er niemand meer die hier lekker de boel komt opleuken”.  Ik vrees dat dit nog niet eens bezijden de waarheid is, ondanks onze ‘eeuwigdurende graven’. We zijn van een uitstervend ras. Dus daarom genieten we nog maar even van dit gezellige familieuitje in het winterzonnetje. Na het gepoets volgt uiteraard een bezoek aan het café voor een bica en een pastel de nata. Carpe diem, ten slotte. “Ik betaal“, roept mijn tante altijd bij het naar binnen lopen. En dat vinden wij natuurlijk reuze aardig! Ook vast gebruik, maar elke keer weer even gênant: ze vertelt aan iedereen die het maar horen wil vol trots “dit is mijn nichtje“. Sta ik daar als vijftigjarige steevast te blozen als een jonge meid.

Meer lezen over ouder worden, dingen bewaren en verschillende generaties? Klik dan op een  van de onderstaande beeldverhalen:

Op naar het rusthuis!

Een generatie verder: een wereld van verschil!

Oma zingt Fado!

Oude meuk of hartstikke vintage?

Graftombes? Welnee!

Waar is de dode?

Copyright Esther Lankhaar

Obrigada Esther Lankhaar voor weer een tekening.
Meer lezen over Esther en haar illustraties? Klik hier!

2 reacties Voeg uw reactie toe

  1. leegschrift schreef:

    Prachtig verhaal. Dat je dan maar alle begrafenissen en wakes gaat. Als het werkt dan werkt het.

    Like

    1. Esa Caldas schreef:

      Dank voor je reactie!

      Like

Plaats een reactie