Het zal een van de eerste boeken geweest zijn die ik mijn man in 1996 cadeau heb gedaan: Een zakenlunch in Sintra en andere Portugese verhalen. Want hoe kun je beter als Nederlander snel de Portugese ziel doorgronden dan via een meesterlijke schrijver die zichzelf als ervaringsdeskundige opvoert?

Het is 1996 als Gerrit Komrij – dan al sinds 1984 woonachtig in Portugal – Een zakenlunch in Sintra publiceert.
Ons eigen verhaal begint ook in 1996, vandaag 24 augustus, precies 26 jaar geleden. Zouden de verhalen van Gerrit ertoe bijgedragen hebben dat de overbrugging tussen het noorden en zuiden van Europa zo harmonieus is geslaagd?
Tijd voor een bedankje en een pelgrimage naar Vila Pouca da Beira dus!
Gerrit Komrij heeft het dorp waar hij woonde, Vila Pouca da Beira, een tijd lang in columns op de achterpagina van het NRC Handelsblad op de kaart gezet en later door de verhalenbundel Vila Pouca eeuwigheidswaarde gegeven.
Zo’n klein gehucht is Vila Pouca da Beira bij nader inzien niet, ik ken wel kleinere dorpjes (onder andere het dorpje waar mijn roots liggen). In ons dorp slechts een kapel, in Vila Pouca da Beira is er een heus klooster. We willen graag naar de bergen kijken die Gerrit Komrij en zijn levenspartner jaren lang zelf hebben mogen aanschouwen, dus we boeken een kamer in het tot hotel omgebouwde klooster waar Gerrit Komrij in zijn verhalenbundel Vila Pouca over zegt: “Terug naar de oude kloosters. Ze mochten blijven bestaan tot de laatste non of monnik was gestorven. De laatste non van Vila Pouca werd honderdendrie. ’t Zal de goeie lucht zijn geweest hier in de bergen”.

Het klooster Convento do Desagravo is tegenwoordig een hotel van de keten “Flaghotels” (kamers zijn te boeken met tien procent korting als je lid wordt, en nee, ik ben niet betaald om dit te schrijven. Wij hebben via Booking.com geboekt en kwamen hier later pas achter helaas). In het dorp Vila Pouca da Beira wordt het klooster ‘Het Grote Hotel’ genoemd. Het kon Gerrit Komrij maar matig bekoren dat ‘zijn’ klooster een hotelbestemming kreeg. Maar voordat het een hotel werd, heeft het nog andere functies gehad en ik citeer uit Vila Pouca:
“In de jaren twintig en dertig functioneerde het ex-klooster als regeringsgebouw. Een dependance van het ministerie van Landbouw, een tijdelijke kazerne, dat soort dingen. Toen dook de heer Bissaia Barreto op, goeie vriend van Salazar. Fernando Bissaia Barreto was chirurg, filantroop, reinheidsmaniak en kindervriend. Een explosieve combinatie als je daar ook nog fascist bij bent. Zijn nobele streven om de tuberculose te bestrijden en de jonge patiëntjes in één ruk door te vormen naar lichaam en geest (“eert uw vaderland en uw leider en geniet van uw dieet van raapstelen en fluitekruid”) maakten dat Salazar hem met genoegen het regeringsgebouw dat ooit een klooster was afstond.
Er werd een kindervakantiekolonie in gevestigd. Ik zei het al, goeie lucht. En het bleef een kindervakantiekolonie tot de mode van de kindervakantiekolonies voorbij was.
De jaren vijftig van de vorige eeuw. In de jaren zeventig, kort na de Anjerrevolutie, was de voormalige vakantiekolonie nog een poos in gebruik als opvangoord voor vluchtelingen uit Afrika. De laatste stuiptrekkingen van de dictatuur. De kinderbedden en het kinderbehang en de kinderversieringen bleven.
Jaren achtereen zwierf ik op zondag, als de boeren hun landerijen met rust lieten en de nieuwshongerige vrouwen in de kerk zaten, door het gebouw. Vergeefs ging een hofhond te keer. Niemand stelde belang in zijn alarm. Ik hoefde met mijn pink maar een sponning weg te duwen of ik kon naar binnen stappen. Ik leerde de weg kennen in het labyrint van kamers, gangen en trappen. Het werd een plek om je door schaduwen en schimmen de rillingen te laten bezorgen of om zelf verdwaalde katten en honden de stuipen op het lijf te jagen.
Daar kwam een einde aan toen de stichting Bissaia Barreto, tevens de eigenaar van het miniatuurpark in Coimbra, waar kleuters op schoolreis zich vergaapten aan onbeholpen replica’s van monumenten uit het nationale verleden, besloot de ruïne met een indrukwekkende subsidie van de Europese Unie om te toveren tot melkkoe. Tot het kunstzinnige klooster dat het nooit geweest was.
De marmeren heiligen, de houten Maria’s en de engelen boven de barokaltaren in het Grote Hotel, dat daarvoor een ruïne was en daarvoor een kindervakantiekolonie en daarvoor een regeringsgebouw en daarvoor een klooster, zetten een gezicht op of ze nooit zijn weggeweest. Van heinde en ver zijn ze aangevoerd om hier voor de toerist kloostertje te spelen.”
Al zwervend door het Convento do Desagrado zie ik de marmeren heiligen en houten Maria’s waar Komrij het over heeft. Ik snap zijn frustratie, maar wat had er dan met dit enorme gebouw moeten gebeuren? Ik ben blij dat het een hotel is en dat ik de kans krijg om erdoorheen te zwerven. Het is hoogseizoen, maar ik ben alleen in de kerk en ik prijs me als gewone sterveling gelukkig dat ik die middag in een museale omgeving mag rondlopen. Na het bewonderen van het interieur heb ik een verfrissende duik genomen in het zwembad en samen met vrienden hebben we lang op het terras van onze kamers gezeten om naar de bergen van Komrij te kijken. Een gouden dag! En dat dankzij het feit dat er ooit een Nederlander behept met genoeg literaire genen in Vila Pouca da Beira is neergestreken om dit Portugese dorpje aan de vergetelheid te ontrukken. Obrigado Komrij!





















Gerrit Komrij mag dan wel schrijven over nonnen die pas op hoogbejaarde leeftijd gaan hemelen, zelf redt hij – ondanks de schone berglucht in Vila Pouca da Beira – de honderdendrie niet. Hij sterft op zesenzestigjarige leeftijd, dit jaar tien jaar geleden (5 juli 2012), en ligt begraven op een steenworp afstand van zijn huis, samen met zijn partner Charles Hofman. Een huis dat hij zo beeldend in de verhalenbundel Een zakenlunch in Sintra ‘het witte huis’ noemt.







Het grafschrift komt uit de bundel Luchtspiegelingen (2001) en is in het Portugees en in het Nederlands in marmer gebeiteld. De tekst op de steen kreeg ik in het late zonlicht niet goed gefotografeerd. Voor liefhebbers heeft mijn man het gedicht opgezocht:


Kijkend naar het witte huis waar Gerrit Komrij in heeft gewoond, denk ik aan het verhaal waarin hij de Portugese huizenstijl wegzet als kindertekeningen en de huizen die onaf zijn raak typeert met een ‘ tussen droom en werkelijkheid was het cement op ‘. Ook horen hoe Komrij over ‘echte huizen’ dacht? Luister dan naar het eerste deel van EEN ECHT HUIS, opgenomen op het terras van het klooster met de bergen van Komrij op de achtergrond.
Meer Portugal door de ogen van Gerrit Komrij?
Dit beeldverhaal is gebaseerd op de boeken Vila Pouca en Een zakenlunch in Sintra. Maar er is meer van de hand van Gerrit Komrij te lezen als het over Portugal gaat: Over de bergen en Brieven uit Alvites. Vooral Brieven uit Alvites, ooit voor mijn verjaardag gekregen, raakt bij mij een snaar. Ik heb er destijds een stukje over geschreven (Lezen waarom een mens ontroerd kan raken? Ga dan naar de blogpost ‘Gerrit Komrij: Brieven uit Alvites’)
Ook naar Vila Pouca da Beira?
Vanaf Coimbra is het 79 kilometer landinwaarts naar Vila Pouca da Beira. Op weg naar dit dorp kom je praktisch langs Luso. Aan pittoresk Luso hebben we goede herinneringen en we zijn er die middag voor de lunch gestopt. En natuurlijk om nog een keer door dit oude kuuroord met het fantastische hotel (waar op het moment van ons bezoek toevallig een voetbalclub is neergestreken) te lopen. In heel Portugal staat Água do Luso op tafel, hier kun je het bij een fontein zo in flessen laten stromen (meer lezen over Luso en Bussaco (Buçaco)? Lees dan deze blogposts: Een kuuroord en een paleis: Luso en Buçaco en Lunch in Palácio do Bussaco ).








In Vila Pouca da Beira hebben we zoals hierboven al beschreven in het Flaghotel Convento do Desagrado (klooster) gelogeerd. Wij hadden kamer 116 en waren 94,50 euro voor een overnachting mét ontbijt kwijt voor twee personen. Het avondeten hebben we er ook genuttigd (18 euro per persoon). Dat avondeten werd een Falty Towers-achtige ervaring omdat slechts één pensioengerechtigde ober de hele zaal te bedienen had en ijzig kalm het voor elkaar kreeg om uiteindelijk iedereen in de volledige volle eetzaal van een maaltijd te voorzien (geduld was die avond een zeer schone zaak). We hadden gewoon zin om zelf te gaan bedienen. Toen we aan het eind van de avond onze verbazing uitspraken over hoe ongelooflijk knap hij dit had klaargespeeld, zagen we voor het eerst een glimlach op zijn vermoeide gelaat verschijnen en gaf hij trots als verklaring: “Mevrouw, er is geen personeel te krijgen, niemand wil tegenwoordig meer werken“.


Geen blogpost van Zin in Portugal meer missen? Tik je e-mailadres in bij de volgknop. Een volgend beeldverhaal verschijnt dan automatisch in je inbox. Binnenkort: Kunstenaars in dorpje Moledo, het Museu do Azulejo (tegeltableaumuseum) in Lissabon en een beeldverhaal over wat ik ‘rotondekunst’ noem – en waar ik me geregeld van afvraag waarom dit nou per se moet.

Gerrit Komrij zegt in het verhaal ‘Een Echt Huis’ over de bergen waar hij tegenaan kijkt en die je vanuit het Convento do Desagrado ook prima kunt aanschouwen : “Ik voel me vrediger en meer op mijn gemak wanneer het perspectief steeds weer kan veranderen. In de bergen dus”.
Ik zou er, vrij naar Komrij, aan willen toevoegen:
Bergen die in de ochtend weg zijn, gehuld in dikke nevel, bergen die in de middag de strakblauwe lucht kussen en uren later verdwijnen onder een sterrenhemel. Om de volgende dag weer op te rijzen, zonder je te verpletteren.
Ja, de Portugese bergen zijn écht het bejubelen waard (leestip – naast al die schitterende boeken van Komrij over Portugal natuurlijk! – : De Hoge Bergen van Portugal van schrijver Yann Mantel).

geweldig stuk weer Elsa!
Hartelijk dank en wederom met veel plezier gelezen!
We zullen er ook eens een kijkje gaan nemen.
Lisette
LikeGeliked door 1 persoon
Mooi verhaal, prachtig beschreven. Ik woon in de buurt en voel dezelfde liefde voor het land,
LikeGeliked door 1 persoon
Geweldig om te lezen over Gerrit Komrij, 1 van mijn favorieten!
Wij zijn dit jaar ook door Vila Pouca da Beira gereden.. en heb ik aan hem gedacht , had ik je info maar eerder kunnen lezen.
Dán waren we op onderzoek uitgegaan.
Dank , ik lees je graag.
LikeLike