Ik weet precies wanneer er in de buurt brood gebakken wordt. In de lucht hangt een speciale geur van opgepookt hout. Heerlijk.
In mijn jeugd bakten mijn oma, overgrootmoeders en tante een aantal keren per week brood. Het is een arbeidsintensief proces. Tot op de dag van vandaag maken veel vrouwen in de dorpen nog zelf ‘pão caseiro’. Het is goedkoper én lekkerder. Je kunt me wakker maken voor een brood dat net gebakken is. Zo’n vers brood breek je met je handen ( nooit snijden!). Dan besmeren met een laag gezouten boter van Milhafre of Mimosa. En smullen maar!
Rosa, onze buurvrouw, bakt nog geregeld brood. Brood dat we altijd dankbaar oppeuzelen. En al helemaal als er ‘chouriço’ in zit. Deze keer kijken we met haar mee terwijl ze aan de slag gaat.
Met vijf kilo meel ( in Portugal ‘farinha T65’), een handjevol zout, 30 à 40 gram gist en wat water maakt ze in een paar uur twaalf tot veertien broden, van elk ongeveer een half kilo.
Ze doet meel, zout en gist bij elkaar en begint met kneden, geholpen door water als het te deeg te droog wordt. Daarna dekt ze het deeg met een grote doek af. In een grote ronde plastic teil moet het nu een uurtje of twee rijzen. “Als het deeg bubbels gaat vertonen, is het brood klaar om richting oven te gaan”, vertelt Rosa.
Van het gerezen deeg maakt ze deze keer met behulp van water en wat extra meel dertien platte bollen.
Voordat de broden vorm krijgen, zorgt Rosa ervoor dat de oven ondertussen begint op te warmen.
Het geheim van lekker ‘pão caseiro’ zit hem in de oven. Het hout blakert de oven ‘zwart’ en vervolgens ‘wit’, of beter, de bakstenen krijgen weer hun normale kleur, de kleur van steen. Dát is het moment waarop men weet dat de oven warm genoeg is. Van de takken zijn alleen nog kooltjes en as over. De loeihete oven zal vervolgens het deeg tot mooie broden garen.
Zodra de bakstenen dus weer te zien zijn, worden alle kooltjes en as er met een schep uitgehaald. Een natte mop over de vloer van de oven en de oven is schoon genoeg om de deegballen te ontvangen.